De hoogte in

De hoogte in
De hoogte in

Als we opstaan is het nog zeker niet droog. Het regent aan een stuk door en dichte mist hangt tot laag om de bergtoppen om ons heen. De hellingen verdwijnen in het niets. Wat een troosteloos weer na de schitterende dag gisteren. De weg naar de toeristische 55 loopt voor het eerste stuk nog hetzelfde als de weg die we naar Lillehammer zouden moeten gaan. We besluiten om op de splitsing te beslissen of het de enorme omweg waard is als het weer zo slecht is. De weg voert namelijk over de hoogste pas in Noord-Europa en om in dichte mist van vergezichten in de bergen te genieten is meestal niet zo’n succes.

Als we Magalaupet Camping verlaten regent het nog steeds. We rijden een stuk parallel aan de E6 door de beboste vallei langs de rivier en het spoor. Langs het water liggen oude boerenhoeves zoals we die gisteren zagen. Het blijft een bijzondere gedachte dat ze al heel oud kunnen zijn. Als een vrolijke verrassing staat er ineens een stationsgebouw aan het spoor: Drivstua Stasjon. Nu is een station aan het spoor niet zo verwonderlijk, maar dit is werkelijk een schitterend oud station van donker hout, afgewerkt met rode en gele sierlijsten, rood-gele luiken en witte roedeverdeelde ramen. Het dak is begroeid met gras en planten, zoals de boerderijen en huizen hier in de omgeving allemaal hebben. Het is perfect onderhouden. Het ziet er niet naar uit dat de trein hier nog stopt, maar als je er zou kunnen uitstappen, zou het lijken alsof je terug in de tijd gaat. Het zou niet misstaan in een Märklin-catalogus. Nieuwsgierig? Ik heb een foto gevonden.

Het smalle dal loopt omhoog en komt uit op een breed dal met aan weerszijden hoge bergen. Liepen we gisteren in The Shire, het lijkt nu of we naar Mount Doom rijden. Een granieten reus doemt voor ons op. Het beetje bebossing onderaan de helling lijkt wel zwart en daarboven uit torent een hoge zwartgranieten, bijna loodrechte wand waarvan de top in de wolken ligt. Doordat we nu weer naar zo’n 700 meter gestegen zijn en het zwaar bewolkt is, ziet het dal er somber uit met de weinige begroeiing en kale rotsen. Het is een maximaal contrast met onze wandeling van gisteren in de stralende zon door een frisgroene, gemoedelijke, zelfs bijna intieme omgeving. Hier is het weids, donker en door het ontbreken van zonlicht voelt het zowat dreigend aan. Je verwacht elk moment dat hordes Orks over de heuvel op ons af komen stormen. Daardoor is dit op zijn manier ook echt indrukwekkend en op een wat meer heldere dag, zal het compleet anders ogen.

De weg slingert door het dal en hoe verder we rijden hoe meer de bewolking optrekt en de regen afneemt, in de richting waar we naartoe gaan is zelfs een enkel stukje blauwe lucht te zien. We rijden door de nationale parken Dovrefjell-Sunndalsfjella en Rondane. Hier zijn, nadat ze uitgestorven waren, muskusossen uitgezet en er leven nog wilde rendieren. Er worden trektochten georganiseerd om de dieren te spotten. Vanaf de weg is niets te zien, maar het is wel een zeer bijzonder landschap. De heuveltjes en rotsblokken op de bodem van het dal zorgen door overwegend gele mosachtige begroeiing voor een geel golvend landschap. Het geel wordt afgewisseld met planten in allerlei tinten groen, van salie- tot appelgroen, en paarse, roze, rode en oranje begroeiing die op gras en heide lijkt. Er zijn alleen enkele hele kleine berkjes, maar verder is alle beplanting laag. Het dal wordt omgeven door hoge bergen waaronder de Snøhetta van 2286 meter hoog. Door het toenemende licht komen de kleuren toch nog mooi uit.

Dan dalen we weer af naar een rustig groen dal, met veel bossen en natuurlijk een rivier die het dal gevormd heeft. Bij een supermarkt lunchen we. Het weer is heel aardig geworden. Droog, niet heel koud, maar wel grotendeels bewolkt. Het wil maar niet zonnig worden.

De 468, een kleinere slingerweg door het bos, brengt ons naar de 55, de Sognefjellet National Tourist Road. Dit was vroeger een belangrijke, maar niet ongevaarlijke handelsroute tussen de kust en de fjorden. Transporten werden regelmatig overvallen, want de politie kwam niet in de bergen.

Het eerste stuk is vrij groen en rijdt door een mooi dal langs het water omhoog. Dan is er een mooi uitzicht op de vallei bij Bøverdalen. Vervolgens stijgen we flink via een bochtige weg, met zelfs enkele haarspeldbochten, joepie! Ik blijf die krengen lastig vinden met de motor, dus Marco moet me aanmoedigen. Dat doet hij perfect en ik kom goed door de bochten.

Het landschap wordt steeds kaler en besneeuwder. Door de hoogte wordt het ook steeds vlakker en zien we alleen nog de bergspitsen om ons heen. De weg biedt toegang tot Jotunheimen N.P. waar de hoogste bergen van Noorwegen liggen. Dat is goed te zien. Er zijn nog veel hoge toppen om ons heen. Bij Fantesteinen, op 1434 meter, is de hoogste bergpas en op het uitkijkpunt stappen we af. De sneeuw smelt in plassen met soms blauw water. Het lijkt wel antivries. De delen van het ijs onder de blauwe waterspiegel lijken ijsbergen zoals je ze ziet op tv. Grijs, blauw en wit domineren het kale panorama. Het lijkt wel wintersport en ze skiën hier ook, want iets verderop ligt het Sognefjellet Summer Skicentre, waar vandaag voor de laatste maal de piste open is voor langlaufers.

Bij het centrum drinken we wat in de nieuwe aanbouw, een bijzondere moderne hal van hout en glas. En wie komen daar ook aan? Jurgen en Birgit. Zij hebben een andere route gereden via Geiranger, maar toch kom je elkaar dan weer tegen. Zo leuk! Ze gaan naar Jostedal, naar de spectaculaire gletsjer. Omdat wij nog geen overnachting hebben geregeld, bellen we naar de camping waar zij heen gaan of er plaats is. Met een tent zijn we welkom, maar alle hutten zijn weg. Het is een heel populaire plaats en de vakantie is begonnen. Omdat het laat wordt voordat we ergens zullen zijn en door het onbetrouwbare weer willen we liever een hut, dus zoeken we verder en boeken alvast een overnachting in Gaupne. Jostedal bewaren we voor de toekomst. Nu nemen we definitief afscheid van de Duitsers,de kans dat we elkaar nog tegenkomen is nu heel klein, maar wie weet…

Om de hoek van het centrum ligt de skipiste, maar ook asfalteringswerkzaamheden. We rijden weer achter een auto aan en kunnen door het lage tempo prima om ons heen kijken. Als we weer zelfstandig mogen rijden passeren we een wal van ruim drie meter hoge sneeuw. Daar stappen we af voor een foto. Zelfs Marco is enthousiast voor een fotostop, sterker nog, het was zijn idee.

Het landschap is adembenemend. We rijden nog een stuk tussen de rots- en ijsvlakte door, maar dan daalt de weg af en komen we in een dal waar verschillende valleien op uit komen. In het midden ligt een iets hogere heuvel, waarop een uitzichtpunt gebouwd is. Je ziet duidelijk hoe sinds de ijstijd de smeltwaterstromen duizenden jaren lang diepe dalen in het hoge rotsmassief geslepen hebben. De toppen zijn vlak met resten sneeuw en de bergwanden zijn steil uitgesleten. Helaas stopt gelijk met ons een bus vol Spanjaarden, waardoor het erg druk wordt.

We verlaten de kale vlakte en naarmate de weg met haarspeldbochten afdaalt, neemt de begroeiing toe. Uiteindelijk rijden we in een smalle dichtbeboste kloof steeds verder naar beneden. In het dal zijn wat weides met schapen en koeien, de bergwanden komen er steil boven uit. Overal zijn watervallen. Soms hele wanden waar via plateau’s het water naar beneden valt. Alsof ze zo zijn ontworpen om het effect maar zo spectaculair mogelijk te maken. Net een filmset. Deze omrit was zo de moeite waard, zelfs met het sombere weer, dat we blij zijn dat de mist en regen vanmorgen op tijd stopten.
De rivier die we volgen komt uiteindelijk uit in de Lustrafjord een zijarm van de bekende Sognefjord.
Langs de weg staat een bord dat verwijst naar een staafkerk. Dat is nog wel leuk om even te bekijken nu we toch al een slaapplaats hebben geregeld, dus we slaan het weggetje in. De weg loopt aan de andere kant van het water dan waar de weg loopt die naar onze overnachtingsplaats leidt. Na een tijdje rijden zien we maar geen staafkerk en betwijfelen we of de weg klopt. De navigatie blijft echter aangeven dat we door kunnen blijven rijden om onze bestemming te bereiken ondanks dat het water rechts van ons steeds breder wordt. De weg wordt daarentegen steeds smaller en slechter. Een enkele auto passeert ons en af en toe staat er een groepje huizen langs de weg. Boven de bomen links van ons zijn hoge watervallen die langs loodrechte wanden naar beneden komen, rechts ligt het water van de fjord. Als de weg nauwelijks breder dan een fietspad wordt, gaan we steeds sterker twijfelen of dit wel goed gaat, maar Miep Miep blijft consequent doorgaan. De staafkerk zullen we wel aan het begin gemist hebben, dus die geven we op en nu zijn we alleen nog maar nieuwsgierig hoe we op onze bestemming gaan komen. Er is vast een boot of een tunnel. We zijn nu ook al een aantal langere onverlichte en bochtige tunnels (alsof je een grot inrijdt, blij dat mijn lamp het doet) gepasseerd op deze weg dus waarom zou er niet straks een tunnel kunnen zijn om aan de overkant te komen. Wel een heel diepe dan. Of een boot, maar we zien nog steeds geen veerdienst varen. Het is nog een stuk rijden en dan wordt de weg weer breder. Het zou goed kunnen komen. Miep Miep volhardt ook en dan ineens is er een bord met de staafkerk erop, dus toch, en geeft de navigatie aan dat we naar rechts moeten. Daar ligt een veerpont. We besluiten eerst bij de pont te gaan kijken, om te kijken naar de dienstregeling. Het is de laatste, dus de staafkerk zal ons bezoek niet meemaken. Op de boot gaat het regenen, steeds harder.

Na ruim een kwartier varen komen we aan de overkant. Een slingerweggetje brengt ons terug op de 55. Het is nog een stuk terugrijden langs de fjord naar de camping in Gaupne. De camping ligt onderaan een helling en de hut ligt langs een smal grasweggetje op de helling waar we de motor niet kunnen neerzetten. We moeten hem dus bij het toiletgebouw zetten en alle spullen in de stromende regen naar boven brengen. Fijn! De hut is basic, maar goed genoeg, alleen staat er een buitenproportioneel grote salontafel in. Je kunt er nauwelijks omheen lopen, waardoor het lastig is om alle spullen neer te zetten. Er is wel een bank om op te zitten, dus dat is wel even lekker. Als het mooi weer zou zijn, zouden we de berg vanaf de bank kunnen zien. Misschien morgenochtend.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *